Vandaag is het de dag dat mijn moeder verjaart.
Helaas is ze niet meer bij ons hier op aard.
“Nu blijf ik bij U voor altijd,
God die mij troost, die bij mij zijt.”
Deze strofen komen in mijn gedachten
op de straatweg Groningen – Drachten.
Ik ben onderweg op de fiets naar Zuidhorn
waar moeder vertoefd heeft in een woonvorm
voor dementerenden wel te verstaan.
Wat tref ik daar vanmorgen aan?
Zou mevrouw x me nog kennen deze keer?
Zie ik mevrouw y nog eens weer?
Wie zou er dienst hebben van ’t personeel?
Werkten H. en A. op vrijdag veel?
In mijn fietstas zit een gebakken cake
omdat me dat wel aardig leek.
De weg erheen is me zo bekend.
Wat werd moeder hier verwend.
Iedereen was liefdevol voor haar.
In gedachten zie ik haar witte haar.
A. heeft dienst, haar gezicht staat verrast.
“Hé, kom jij hier gezellig te gast?”
“Ja, ’t is 3 februari vandaag
en moeder woonde hier zo graag.
’t Was zo heerlijk om hier te komen
en met haar over vroeger te bomen.
Ik zag op het naambord slechts drie in getal.
Wat een klein groepje, hoe gaat het zoal?”
“Mevrouw x is overleden,
stilletjes van ons weggegleden.”
Mevrouw y kent me niet meer.
Nieuwe gezichten begroeten me weer.
“Heeft u hier gewerkt mevrouw”?
“Nee, moeder woonde in dit gebouw.”
De cake smaakt goed en de koffie geurt.
We bekijken foto’s om de beurt.
Daar zit moeder aan tafel te eten.
De tijd wordt eventjes vergeten.
’t Was goed om hier weer eens te zijn.
Groet de anderen, bedankt, het was fijn.
Ze leve lang, hoera, hoera.
Ze leve in Gods Gloria!
Coby Poelman-Duisterwinkel.
Geschreven op 3 februari 2006.
Uit: "Granaatjes met een gouden slot"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten